Cuba Dagboek
DONDERDAG 26 JANUARI
Na het ontbijt bracht een taxichauffeur die me belazerde (“de meter doet het niet”) naar het busstation voor stinkend rijke westerlingen. De Cubaanse autoriteiten hebben speciaal voor toeristen een busmaatschappij opgericht, Viazul, waar je voor een buskaartje tien keer zoveel kwijt bent dan een Cubaan. Het voordeel is dat je niet als de gewone Cubaan twee weken vantevoren hoeft te reserveren. Mijn reisgids had me gewaarschuwd voor de extreme kou in deze bussen en dus had ik mijn jas meegenomen. Gelukkig maar, want de airconditioning stond maximaal aan en het was inderdaad ijs- en ijskoud, zelfs met m’n jas aan. De buitenwijken van Havana deden me denken aan Oost-Europa, met lelijke, grijze woonblokken waar vrijwel overal de was uithing. Daar tussendoor hingen grote portretten van Che Guevara, die andere grote held van Cuba. Hij wordt veel meer vereerd dan Fidel, van wie ik amper portretten in de straten zag hangen. Het landschap onderweg was eigenlijk best saai, voornamelijk suikerrietvelden met hier en daar een boompje. Huisjes – of zo je wilt, boederijen – zag ik niet. Na een rit van zes uur kwam ik aan in Trinidad, een koloniaal stadje aan de zuidkust van het eiland. Eerder op de dag had ik geprobeerd telefonisch een reservering te maken bij een ‘casa particulares’ die door Anne was aanbevolen, maar dat was geen succes. De vrouw die opnam sprak geen Engels, dus ik probeerde in mijn beste Spaans duidelijk te maken dat ik vandaag langs wilde komen. Het telefoongesprek eindigde in een ‘no le comprendo, adios’. Eenmaal in Trinidad ging ik op goed geluk naar het bewuste adres en wat bleek, de reservering was doorgekomen! Ze stonden zelfs (voor niets) mij op het busstation op te wachten. Señor Javier is een alleraardigste Cubaan die in tegenstelling tot zijn vrouw wel een woordje Engels spreekt. Hij heette me van harte welkom en was zeer vereerd dat ik alle ronselaars op het busstation van me af kon schudden en naar zijn huis was gekomen. Hij is een welgestelde man in Trinidad, zo te zien, en bezit ondanks de communistische doctrine maar liefst twee huizen (terwijl je in deze straat helemaal geen huizen mag bezitten). Zijn huis is rijkelijk gevuld met antieke en koloniale meubelen en ik zag zelfs een goed gevulde boekenkast. In zijn huis had hij geen slaapplek meer voor mij, maar wel in zijn tweede huis waar zijn ontblote en volledig behaarde neef mij welkom heette. Ik heb daar de hele bovenverdieping tot mijn beschikking, inclusief twee balkons met een fraai uitzicht op het stadje. De neef, Norlis, is ook nog kok van beroep, dus ik had het slechter kunnen treffen. Het enige dat er nu nog aan schort, is het weer in Trinidad. Het waait verschrikkelijk hier, ik waaide bijna van het balkon af en de metalen deur naar het balkon klappert de hele tijd heen en weer. De windvlagen suizen om het toch niet al te stevige huisje. Het orkanenseizoen was toch in oktober? Hopelijk gaat de wind morgen liggen.
> Lees verder naar vrijdag 27 januari