Cuba Dagboek
ZONDAG 29 JANUARI
En weer lukte het me niet om een fiets te huren. Ik ging naar dezelfde dubieuze figuur als gisteren, nadat hij me op straat had aangesproken en me vertelde dat ik nu wél zonder problemen een fiets kon huren. Ik klopte, nee, bonste, hard op de metalen deur van zijn werkplaats. Een vrouw deed open. ‘Biesiekletta?’, vroeg ik in mijn beste Spaans. ‘No possible’, zei ze, en ze sloot de deur direct. Ik wierp nog even snel een blik naar binnen en zag wat fietsen staan, maar ach, vergeet het – ik nam wel een taxi. Die deelde ik met een ouder Zweeds echtpaar en even later kwam ik aan op Ancon Beach, of Playa de Ancon in het Spaans. De perfecte plek voor een dagje luieren. Wit strand, palmbomen, heerlijk helder blauw water en hutjes waar je bier kunt kopen. En daarachter – het blijft een communistisch land – een foeilelijke grijs-gele blokkendoos dat een hotel moet voorstellen. Ik was bepaald niet de enige en moest even zoeken naar een plekje op het strand waar nog wat schaduw van een boompje was te vinden. Gelukkig vond ik er nog een, en al snel verruilde ik de hete zon voor die strook schaduw. Door het draaien van de zon moest ik elk halfuur mijn handdoek verleggen. De golfslag was niet zo hevig, dus het was heerlijk het zoute water van de Caraibische Zee te proeven. Na een paar uur zonnen, bakken, slapen en spartelen moest ik me weer lichamelijk voorbereiden op het diner van Norlis. Het eten begint bijna een kwelling te worden, ondanks mijn verzoek om kleinere porties. Ik kan het niet uitstaan dat hij de helft van mijn eten moet weggooien in een land waar mensen zo weinig te eten hebben, maar ik kan het gewoon niet meer op en weiger me een buikkramp te vreten. Terwijl ik de visgraten uit elke hap peuterde, vertelde Norlis dat hij in drie tot vier minuten al mijn eten naar binnen kon werken. Had-ie geleerd in het leger. Hij had vijf jaar bij de special forces gezeten en kreeg daar één maaltijd per dag. Daar had hij ook geleerd om scherp te luisteren. Hij hoort alles in het huis, zei hij. Hij hoorde welke tijden ik ‘s avonds thuiskwam, wanneer ik naar het toilet ging, wanneer ik een biertje uit de koelkast pakte, wanneer ik mijn boek las en wanneer ik ‘s nachts een scheet liet. ”You are a spy in your own house”, concludeerde ik. Toen ik ‘s avonds wederom een daiquiri ging halen bij het buitenlucht dans- en muziekspektakel op het centrale plein, wist ik het zeker. Trinidad is me toch iets té toeristisch. Het bekijken van salsa dansende mensen is leuk, maar het zijn toch voor driekwart toeristen die het plein bevolken. Met busladingen tegelijk worden ze aangevoerd. Authenticiteit is anders. Sommige toeristen kunnen zo goed salsadansen, dat ik welhaast denk dat ze hiervoor naar Cuba zijn gekomen. Ze hebben zelfs speciale hippe outfits meegenomen, duidelijk niet van het type rondreizende backpacker. Misschien gaat het stinken, maar op reis draag ik mijn T-shirt langer dan twee dagen (Norlis draagt zijn trui volgens mij al twee maanden). Morgen zet ik mijn speurtocht voort, op zoek naar authentiek Cuba.
> Lees verder naar maandag 30 januari