ZONDAG 24 OKTOBER
Ik geef het direct toe, aan alle mensen die dit toevallig lezen en vooral aan mezelf: ik zit in een fout hotel. Alleen de naam is al verkeerd. Het heet Dutchotel, ja, en is dus in Nederlandse handen. Het is typisch zo’n hotel aan het strand met groot zwembad waar twee weken lang Van der Valk-gangers zich bruin laten bakken. Ik had dus vooral Nederlanders verwacht en hoorde inderdaad overal om me heen Nederlands praten. Dat waren echter niet blonde, sproeterige en ranke types, maar pikzwarte, mollige en jolige landgenoten die, vermoed ik, in de Bijlmer wonen. Dat had ik nooit verwacht hier, in deze contreien, dat Ghanezen die teruggaan naar hun land van herkomst uitgerekend in het Dutchotel gaan zitten, een plek voor zon, strand en zee. Voelen ze zich inmiddels meer verbonden met het land waar zij of hun ouders naartoe zijn getrokken, dan met het land waar hun wortels liggen? Al hier in deze Nederlandse enclave, met uiteraard uitsluitend zwart Ghanees personeel, voelde ik een erotiseringsgolf over me heen komen die zo kenmerkend is in een gebied met veel Afrikaanse vrouwen. Of het gewoon in hun natuur zit en ze er verder niets mee bedoelen weet ik niet, maar de serveerster die me het ontbijt bracht, was duidelijk naar me aan het lonken. Ze glimlachte ruiterlijk naar me iedere keer wanneer ze bij m’n tafeltje kwam en ze vroeg of ik snel weer terug wilde komen in ‘haar’ restaurant. Ook Jennifer, in het vliegtuig, weerhield zich er ondanks haar getrouwde status niet van haar rechterbeen geregeld om mijn linkerbeen te wikkelen. Als ik opkeek, was de hele zaak afgedaan met een lach en een ‘oh sorry’. Dat belooft wat voor de komende weken. Het ‘foute’ hotel had ik voor de eerste dagen geboekt om te acclimatiseren, te wennen aan de warmte en te ontstressen. Met een blauwe lucht en een evenaarse zon aan de hemel bleef mijn eerste dag in Ghana beperkt tot luieren en bier drinken bij het zwembad. Hier wel een hoop Nederlanders, verwende diplomaten met hun kinderen die hun vrije zondag gebruikten om in het vertrouwde water van het Dutchotel te spartelen. Door de hete Afrikaanse zon hield ik het niet lang uit en toog ik al snel naar mijn hotelkamerbalkon om vanuit de schaduw de Zee van Guinea gade te slaan. Eenmaal in de dinerruimte was daar weer de groep Nederlandse Ghanezen bijeen, maar wat bleek: het waren geen Ghanezen, maar Surinamers! Voor een trouwerij waren ze met zijn allen vanuit Amsterdam naar dit hotel gekomen. Wat de reden is, weet ik niet, maar ik vind het wel ironisch dat ze uitgerekend naar de plaats komen waar de Nederlanders hun voorouders als slaven naar Suriname hebben vervoerd. En dan ook nog in een door Nederlandse blanken beheerd hotel verblijven…. |