DONDERDAG 28 OKTOBER
Goh, wat schaamde ik me voor mijn afkomst vandaag. Ik ben op de plaatsen geweest waar mijn Nederlandse voorouders twee eeuwen geleden miljoenen Afrikanen naar Amerika hebben getransporteerd. Onder gruwelijke omstandigheden, zo constateerde ik in Cape Coast Castle en Elmina Castle, twee forten die de Nederlanders in de Gouden Eeuw in handen hadden om ‘handel te drijven’ met West-Afrika. In het begin ruilden ze porcelein en flessen jenever voor goud en peper, maar de slavenhandel bleek toch een stuk lucratiever. Met velen tegelijk werden de slaven, mannen en vrouwen gescheiden, in de donkere gewelven van het fort geperst. Van daaruit werden ze als vee op de boten geladen. Ze verdwenen achter The door of no return. Ik had het na een paar minuten al benauwd in de stikdonkere male’s dungeon, en was zelfs even bang dat de Afrikaanse bezoekers van het fort uit wraak de deur achter me dicht zouden doen. Ook de martelwerktuigen lagen er nog, kettingen en metalen klemmen om armen en benen bij elkaar te houden. Ik durfde amper toe te geven dat ik uit Nederland kom, als de suppoosten vragen waar ik vandaan kom. Maar ze blijven allervriendelijkst en zeggen dat ik vandaag al de zestiende Nederlander ben die het fort bezoekt. In het museumgedeelte, waar ik de teksten door een stroomstoring maar net kon lezen, zag ik dat de Nederlanders ondanks alle slavenhandel ook goede dingen hadden achtergelaten: onderwijs, instituten en technieken om huizen en boten te bouwen. Ik vond het opzienbarend dat de Ghanezen de horror toch nog kunnen relativeren. Met het schaamrood op mijn kaken verliet ik de forten en probeerde een manier te vinden om het goed te maken, ook al had prins Willem-Alexander jaren geleden namens het hele Nederlandse volk al zijn excuses gemaakt. Die momenten kwamen vanzelf. Nog in het fort benaderde iemand mij om geld te doneren voor schoolboeken van kinderen en eenmaal in en taxi werden we ‘klemgereden’. Plotseling stonden er een stuk of tien jongens met rode vaandels om de taxi die allerlei dingen riepen waar ik geen wijs uit kon worden. Wat ik wel begreep was dat ze geld wilden hebben voor iets. Aangezien mijn raampje open was en ik geen kant op kon, heb ik ze maar een biljet van 5000 cedis gegeven. Ongeveer 50 eurocent, maar in Ghana heel wat. Daarna taaiden ze af. Terug in Sammo’s Guesthouse kwam ik Marieke (uit Nijmegen) tegen en een Zweedse vriendin van haar. Zij werken tijdelijk als vrijwilliger in Ghana en waren stomverbaasd te horen dat ik vrijwillig in Ghana aan het rondreizen ben. Het land is geen voor de hand liggende vakantiebestemming, heb ik gemerkt. Het zijn vooral expats die de hotels bevolken, omdat ze even ‘een weekendje ertussenuit’ wilden gaan. |