Mexicaans Dagboek
Donderdag 23 oktober
Na een lange en onrustige nacht, vanwege de jetlag, werd ik wakker in het land van taco’s, tequila en sombrero’s. Enigzins alert trok ik Mexico City in, op mijn hoede voor zakkenrollers, dieven, tasjesjagers en mensen die mijn keel willen doorsnijden. Ja, ik heb de Lonely Planet gelezen! Volgens de ‘reisbijbel’ kun je beter niet de metro en de bus nemen door de grote kans op beroving, moet je taxi’s mijden omdat ook taxichauffeurs het op al je geld hebben gemunt en is het niet verstandig om ‘s avonds en op drukke plekken op straat te lopen. Hoe je je dan door de stad moet bewegen, is me een raadsel. Dat betekent dat ik eigenlijk een paar uurtjes daglicht heb om de stad te verkennen, dus ik vrees dat ik enkele van de waarschuwingen in de wind moet slaan. Het grootste deel van de dag in mijn hotelkamer doorbrengen, daar heb ik geen zin in. Hoe doen die twintig miljoen andere mensen dat? Het zal ongetwijfeld helpen dat zij Spaans spreken, en ik niet. Het hart van Mexico City en een van de grootste vierkante pleinen ter wereld, Zócalo, lag bij mij om de hoek (dus dat kon ik veilig bereiken….). Een immense ruimte waar verkeer omheen raast, maar op het plein zelf is niks. Behalve dan een reusachtige vlaggemast met daaraan wapperend de grootste (Mexicaanse) vlag die ik ooit heb gezien. Om het Zócalo heen staan een kathedraal, het nationaal paleis en enkele koloniale gebouwen. Zo is wel zoals ik me het historische centrum van Mexico City had voorgesteld, en ik vind het ongelofelijk dat in de grootste stad ter wereld met het grootste plein ter wereld er niemand is die op dat plein rondloopt. Als geboren katholiek was een bezoek aan de kathedraal natuurlijk een verplicht nummertje, maar ik moet zeggen: hij zag er van binnen grandioos uit. Misschien dat ze het gebedshuis extra met bloemen hebben versierd ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van de paus (er hingen hier en daar portretten van hem), maar vooral het met goud vergulde hoofdaltaar zag er adembenemend uit. Van de paus naar de in Mexico minstens even belangrijke persoon: mr Fox. Op vertoon van mijn paspoort mocht ik enkele vertrekken van zijn paleis bekijken. De overdaad aan militairen deed niet onder voor de pracht en praal van het gebouw. Op de binnenplaatsen van het paleis klonk een serene rust, terwijl je in de verte het geraas van het verkeer en het geschreeuw van straathandelaren kon horen. Overal in de stad zag ik trouwens veel politie op straat en bij de ingang van elke winkel staat een zwaarbewapende bewaker met een dik kogelvrij vest aan. Het centrum van Mexico City komt op mij vriendelijk over, maar de realiteit is waarschijnlijk dat het er allerminst veilig is. Al lopende door de straten zien de mensen er ‘normaal’ uit, weldoorvoed en op weg ergens naartoe. Ik ben altijd op mijn qivive voor hangjongeren, maar die kwam ik vandaag niet tegen. Toen ik na een bezoekje aan het Palacio des Belles Artes en een bar voor mijn eerste Corona terugliep naar mijn hotel en de schemering viel, viel me wel op hoe snel de winkeliers hun rolluiken lieten zakken en de straathandelaren hun boeltje pakten. De straten waren van het ene op het andere moment verstoken van voetgangers. En het onweerde hevig op het moment dat ik een restaurantje opzocht.
Lees verder naar vrijdag 24 oktober