Dagboek van een wereldreis
Zaterdag 11 november
Ik ging gisteren om vier uur ‘s middags naar bed en werd vanochtend pas om negen uur wakker. Zeventien uur geslapen! Belachelijk, zoveel slaaptekort heb ik toch niet? Maar ik voelde me ook niet zo lekker en gelukkig voel ik me vandaag een stuk beter. Fit genoeg in ieder geval om Palmyra in te trekken, of althans, wat daar van over is.
Palmyra is namelijk beroemd om zijn oude ruïnes van tweeduizend jaar oud. Een enorm grote vlakte ligt bezaaid met Romeinse ruïnes, halve tempels, pilaren, een amfitheater en brokstukken. Door de weinige toeristen lijkt het net alsof je de ruïnes voor jezelf hebt en je kan ook prachtige foto’s maken (vooral bij zonsondergang) zonder dat er hele hordes Japanse, Duitse en Amerikaanse toeristen aan je lens voorbij trekken.
Over toeristen gesproken, we zijn ze gedurende onze vakantie nog nauwelijks tegengekomen. Geen twee mooie blondines in ons hotel of in onze bus, wat natuurlijk wel jammer is. Zouden wij de enige twee avontuurlijke reizigers zijn die dit land zonder hulp van een overgeorganiseerde gids ontdekken? Sporadisch kom je andere rugzaktoeristen tegen. In Palmyra wat meer dan elders, maar Palmyra is dan ook Syrië’s toeristische attractie nummer één. Zo kan je hier gewoon bellen en verkopen ze meer ansichtkaarten dan in de rest van Syrië bij elkaar. Toch is het nu nog redelijk onontgonnen, en over twintig jaar waarschijnlijk het Las Vegas van het Midden-Oosten. Het eerste casino hebben we al gezien.