Dagboek van een wereldreis

Vrijdag 12 april

Yenn is weer naar Hongkong vertrokken. De meeste reizigers die ik tegenkom zie ik maar één of twee dagen, en daarna zijn ze meestal weer even vluchtig uit mijn geheugen verdwenen als ik ze ontmoette. Aan enkele reizigers bewaar ik goede herinneringen, en Yenn is daar een van. Ik denk dat ik wel een biertje met hem ga drinken in Hongkong. Voordat hij vertrok hebben we nog geluncht (ik “lunch” nooit, behalve met Fransen): we hebben een grote vis met tanden verorberd. Volgens mij zijn er niet zóveel vissen met tanden. Die vis kwam uit de zee, waar ik even later weer in ben gedoken. Ik ben er echt even aan toe een paar dagen aan het strand door te brengen. Ik was vandaag echter alleen en heb dan niet de moed heel ver de zee in te gaan. Iemand vertelde me dat er langs de Vietnamese kust giftige slangen rondzwemmen en over het bestaan van haaien weet ik niets. Het water was in ieder geval niet helder genoeg dat ik me een goed beeld kon vormen van de waterfauna onder me. Toen de wind aanwakkerde, de zon achter de wolken verdween, ik bijna onder het zand verdween en het zelfs écht koud werd, fietste ik terug naar Hoi An. Oh, ik voel me zo Hollands als ik de hele dag op een fiets rondtoer, maar 99 procent van de Vietnamesen gebruikt de fiets ook als voornaamste transportmiddel. In het hotel kwam ik een Engelsman tegen, Jeremy, met wie ik ergens wat ging eten. Het was vrij saai, want hij zei niet veel. Het kostte moeite de conversatie op gang te houden. Maar ik vond het niet erg. Zelf heb ik ook wel eens van die momenten dat ik geen zin heb om tegen iemand te moeten ouwehoeren en wil ik gewoon genieten van “het moment”.

Verder lezen naar zaterdag 13 april.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *