Dagboek van een wereldreis
Zaterdag 18 november (dag 14)
Voordat we Beiroet gingen verlaten ging ik eerst nog even (een half uur lopen) naar het postkantoor om te kijken of er post voor mij was. Shit, er was niks, en ik wist dat iemand een brief naar Beiroet had gestuurd. Evengoed de moed niet verliezen en opgewekt vertrekken naar Damascus, voor de tweede keer in m’n leven naar Syrië.
Het ritje met de service-taxi of microbusje of hoe zo’n ding ook mag heten verliep voorspoedig, evenals het passeren van de grens. Het ging allemaal een stuk sneller dan toen we Libanon binnenkwamen. Damascus is een echte hoofdstad: veel brede wegen, parkjes en hoge gebouwen waar Assad op hangt te slingeren. Damascus is ook een stuk commerciëler. Af en toe is het zelfs bijna onmogelijk Assad tussen de vele reclame-opschriften te ontdekken.
De bagage gedropt bij ons hotel waar de kakkerlakken zelfs bij licht dwars door de kamer lopen. Daarna naar het postkantoor: Ronald om te bellen en ik om te kijken of er post voor mij was. En JA! Twee brieven. Hele aardige, lieve brieven ook en dat geeft een reiziger toch een bepaalde kick. Tijdens het reizen doe je zo veel indrukken op dat je het thuisfront snel vergeet, maar door brieven te ontvangen tijdens je reis kan je weer even terugdenken aan de mensen die met je meeleven. Waarschijnlijk denken ze in Nederland meer aan mij dan ik aan hun. Brieven maken veel daarvan gelukkig weer goed.