Dagboek van een wereldreis
Vrijdag 22 december (dag 48)
Door de belevenissen van vandaag ben ik een gloedhekel gaan krijgen aan de Indiërs (voor zover ik dat niet al had). Oké, je kan na tien dagen reizen niet al een oordeel vellen over een land van één miljard mensen, maar echt positief is het tot nu toe niet. Bijna heb ik mijn zelfbeheersing verloren.
Vanochtend uitchecken bij het hotel omdat ik vanavond twee nachten bij (andere) Servas-mensen zou logeren, die ik gisteravond had opgebeld. Daarna naar het treinstation om een kaartje te reserveren voor Mumbai (Bombay) op 24 december, zodat ik met de kerst in Mumbai kan zijn. Eerst een uur in de ene rij gewacht, totdat het loket ging sluiten voor de lunchpauze. Weer een half uur in die rij gewacht, maar toen ik eenmaal aan de beurt was werd mij te verstaan gegeven dat ik in de verkeerde rij stond. Naar een andere rij, waar ik door het constante voordringen van de Indiërs weer een uur moest wachten. Was ik eindelijk aan de beurt bij het goede loket, kreeg ik te horen dat voor de komende twee weken alle zitplaatsen naar Mumbai zijn volgeboekt! Ik had het gevoel dat ik werd belazerd, maar de man achter het loket liet mij zijn computerscherm zien. ‘FULL’ stond er overal op het scherm, met daarachter een gigantische wachtlijst. BALEN!
Ik heb toen een buskaartje gekocht naar Ahmedabad, de meest vervuilde stad van India. Maar om daar de kerst door te brengen zie ik niet zo zitten. Ik denk dat ik het busticket niet gebruik en met de kerst maar in Udaipur blijf, zeker gezien de mislukte poging om voor de eerste keer in mijn leven bij Servas-mensen te overnachten. Om vijf uur ‘s middags kwam ik bij het huis aan, een dure rit met de riksja want het lag ver buiten de stad. Daar aangekomen waren de mensen met wie ik had gebeld niet thuis, maar wel hun ouders. Ik moest even vijf minuten wachten, zeiden ze. Na een paar uur wat te hebben gepraat, stilzwijgend voor ons uit te hebben gekeken en (te) droge koekjes te hebben gegeten, zeiden ze dat ik nu maar weg moest gaan omdat ze naar bed wilden.
Huh?, dacht ik bij mezelf. De mensen met wie ik had gebeld kwamen niet, dus werd ik ‘s avonds laat met rugzak buiten gezet, in een verre buitenwijk en ik had geen idee waar ik was. Ik heb een uur in donkere, verlaten straten rondgelopen, bezweet, rillerig en moe, voordat ik een riksja vond die me voor een veel te hoge prijs naar het centrum wilde brengen. Terug naar mijn hotel, waar alle goedkope kamers waren bezet. Ik denk niet dat ik in India nog veel gebruik van Servas maak.