MAANDAG 25 OKTOBER
Na een paar heftige regenbuien, waarvan ik een paar mooie plaatjes heb kunnen schieten, ging ik Accra verkennen.Met de taxi naar Independence Square, een foeilelijk grijs plein uit de Sovjet-tijd dat een paar keer per jaar wordt gebruikt voor nationalistische parades en ander patriottistisch machtsvertoon. Bij het monument, een kruising tussen de Arc de Triomphe en het symbool van McDonald’s, regende het nog steeds. Het was midden in het centrum van de hoofdstad, maar voetpaden ontbraken en andere voetgangers waren er nauwelijks. Wel heel veel verkeer, toeterend en vieze dieselwalmen uitstotend. Dat toeteren deden ze vooral om mij, besefte ik later. In de straten krioelt het van de (lege) taxi’s, die door luid getoeter mij duidelijk willen maken dat lopen volstrekt onverantwoord is en ik mijn cedi’s beter aan hen kan uitgeven. Door de blubber liep ik naar Bank Square, waar ik één biljet van honderd dollar inwisselde voor negentig briefjes van 10.000 cedis. Geldontwaarding is een groot probleem hier in Ghana, met als gevolg dat ik welhaast buikpijn krijg van de dikke stapel bankbiljetten die net boven mijn kruis hangt. Het grootste biljet is 20.000 cedis, en dat is ongeveer 2 euro. Voorbij de banken proefde ik het ware Afrika. Ik belandde op een markt, waar ik duizelde van de vele, vele mensen, door elkaar lopend als op een mierenhoop, die allerlei spullen kochten en verkochten. Vrouwen liepen rond in de meest kleurige gewaden en balancerend met grote emmers, teiltjes of dozen op hun hoofd. Het was een grote chaos van kleuren, geuren, geschreeuw, getoeter en – uiteraard, dit is Afrika – rioolluchten, versmolten tot de smeltkroes die Makola Market heet. Als enige blanke schuifelde ik daar tussendoor. Mensen riepen dingen naar me, maar verstaan deed ik het niet. Mensen grepen me vast, maar na een klein rukje mijnerzijds lieten ze ook vrij snel weer los. Ik had de hand op mijn broekzak, toch bevreesd dat er iemand met mijn camera vandoor zou gaan als ik klem kwam te zitten tussen een stapel rode emmers en een stapel kokosnoten. Even leek het alsof ik in een film zat en ik ervaarde zelfs een moment van hallucinatie toen ik alleen maar donkere vlekken om me heen zag. Na een paar honderd meter, waar ik een eeuwigheid over heb gedaan, werd de kakofonie minder en kon ik weer redelijk normaal doorlopen. Ik was op zoek naar het commerciële centrum van Accra, met winkels, cafeetjes, hotels en restaurants, maar volgens mijn kaart was ik er al. Het zag er desolaat uit, met alleen maar laagbouw, gesloten deuren en amper mensen op straat. Ik hield het hier snel voor gezien en nam een taxi naar Osu, het uitgaansdistrict van Accra. Dat leek vooral geënt op de expatgemeenschap hier in Ghana. Een westers aandoende supermarkt, veel moderne winkels, fastfoodtenten en zelfs een Irish Pub. Dat was ook de plek waar ik voor het eerst een cappuccino kon nuttigen, tussen allemaal westerlingen, dat wel. Wat een contrast met de plek waar ik een uur geleden was. Alles overpeinzend in de taxi terug naar mijn hotel was ik niet onder de indruk van Accra. Ik had toch minstens een compact centrum verwacht met een paar hoge gebouwen en stoepen waar veel mensen op lopen, net zoals in veel andere Afrikaanse steden. Accra, waar twee miljoen mensen wonen, heeft geen centrum en al helemaal geen stoep. Zeker met die miezerregen, de donkere wolken en de blubber biedt de stad een troosteloze aanblik. Vandaag realiseerde ik me, toen ik weer terug was in de beschermde omgeving van mijn hotel, dat ik in een derde wereldland ben. |