Dagboek van een wereldreis
Zondag 31 maart (dag 148)
In Laos zit ik nu. Het is bijna ongelofelijk en onvoorstelbaar (dus ook min of meer onbeschrijflijk). Wie had ooit gedacht dat ik in dit land van de “miljoen olifanten” zou komen, een land waar ik tot voor kort eigenlijk nooit van had gehoord. Ik heb het alleen gezien op mijn wereldkaart en dacht dat ik er misschien wel doorheen kon reizen. Ik moet “Laos” een paar keer hardop zeggen om te kunnen realiseren dat ik hier daadwerkelijk ben.
Het oversteken van de grens, de Mekong rivier, ging gemakkelijk. Met een busje werd ik over de Thai-Lao Friendship Bridge van de ene naar de andere kant gebracht. Na het laten zien van mijn paspoort en het betalen van wat extra geld “omdat het zondag was” kon ik mezelf vakantieganger in Laos noemen.
Laos is communistisch, dus in Vientiane verblijf ik in het State Enterprise for Cultural Production Guesthouse (wat een naam, zeg). Buiten wappert er de rode vlag met hamer en sikkel. In Vientiane heb ik op het eerste gezicht niet het idee dat ik in een hoofdstad ben, eerder een jungle. Het doet me denken aan een achtergebleven provinciestadje in Nederland. Er is bijna geen verkeer, er zijn meer zandpaden dan asfaltwegen en er is geen gebouw hoger dan twee verdiepingen. Laos, Vientiane, op wat voor manier laat ik Laos nooit meer los? “Laos keer 30!”.