Dagboek van Egypte
Vrijdag 8 september
Het zou vandaag een luie dag worden: negen uur in de bus naar de Siwa-oase, midden in de westelijke woestijn dichtbij de grens van Libië. Het was zoals het een busrit in de derde wereld beaamt: veel en langdurig stilstaan, veel hobbels, een schreeuwerige video die op de hoogste volumeknop stond, een hele dikke Egyptenaar in de stoel naast me en een dansend Egyptisch meisje die me vanaf het gangpad de hele tijd in mijn oksel zat te knijpen. De video was op zichzelf wel grappig: het was de Egyptische versie van de verborgen camera. Dat betekent dat het helemaal uit de hand loopt en mannen met elkaar gaan vechten, om daarna weer te lachen en elkaar te gaan kussen. Achter me zat een vrouw waar ik mijn ogen niet vanaf kon houden. Ze was van top tot teen in het zwart gesluierd, ook haar gezicht en haar ogen waren bedekt. Ze zat daar maar urenlang voor zich uit te staren (naar ik aanneem) en ze kon door haar sluier natuurlijk ook urenlang geen water drinken. Een paar dagen geleden zag ik ook zo;n vrouw bij de PizzaHut. Ik vroeg me toen af hoe zij haar Spicy Hot Pan Pizza zou verorberen, maar ik zag alleen haar man eten. Halverwege de busrit bogen we van de kust de woestijn in. Vier uur lang zag ik aan beide kanten van het asfalt niets anders dan wit, beige en geel zand. Geen huizen, geen mensen, geen verkeersborden, geen paaltjes, niets anders dan die eindeloze uitgestrektheid van de woestijn. Midden in die zandvlakte maakten we een ruststop bij een huisje. Daar sprak ik met een luchtmachtofficier die midden in de woestijn was gestationeerd. “Vreselijk”, vond hij het. “Ik ben liever in Holland, waar het altijd groen is.” Maar daar regent het altijd, wierp ik daar tegenin. Hier schijnt de zon tenminste nog. Hij lachte erom. De laatste keer dat het in Siwa regende, was 17 jaar geleden.
Lees verder naar zaterdag 9 september.