Dagboek van Egypte

Dinsdag 12 september

Met zes andere rugzakreizigers had ik een groepje gevormd om de woestijn over te steken. Er is een “weg” dwars door de woestijn naar de Bahriya-oase, die we vandaag met een redelijk stevige maar oude Toyota four wheel drive gingen trotseren. Dat 4WD zou ons een veilig gevoel moeten geven: daarmee is het een stuk gemakkelijker om met de wielen door het zand te rijden. Want een echt soepele rit zou het niet worden, werd ons verteld. We moesten maar liefst zes flessen water per persoon meenemen, en dat op één dag. Daarmee zouden we eventuele autopech, overvallen, ontvoeringen en verdwalingen voor ten minste een paar dagen moeten kunnen overleven. ‘s Middags om vier uur vertrok het illustere gezelschap: één Nederlander, een Tsjechisch koppel, een paar uit Nieuw-Zeeland, de twee Hongaarse meiden, Said, de chauffeur en zijn 11-jarige neefje. Het eerste uur reden we nog over een goede asfaltweg door de uitvloeiselen van de oase. Bij het bereiken van de immense, eindeloze droge dorre woestijn, die we daarna nog bijna 24 uur zouden zien, passeerden we de eerste controlepost van het Egyptische leger. Vantevoren hadden we onze paspoorten al moeten inleveren – zonder toestemming van het leger mag je klaarblijkelijk niet naar Bahriya rijden. Bij de controlepost werd ik heel even behoorlijk zenuwachtig. Een soldaat met een machinegeweer kwam al lachend naar me toe, laadde zijn geweer en richtte het doodswapen een paar seconden recht op mijn gezicht. Ik vond het absoluut niet grappig en in een flits dacht ik dat hij inderdaad de trekker zou overhalen. Ik wilde asshole roepen, maar ik kon me gelukkig nog inhouden. Vervolgens belandden we in de snikhete oven van de Libische woestijn. Het landschap was overweldigend. Ik zag zand, zand en nog eens zand, in verschillende kleuren. Soms reden we door vlak landschap met zand tot aan de horizon en andere keren zagen we zandduinen, prachtige zandheuvels en grillige rotsformaties. Af en toe passeerden we een legerpost, bestaande uit niet meer dan twee krakkemikkige huisjes en een telefoonpaal. Het moet doodsaai zijn voor deze militairen hier hun leven door te brengen, absoluut in the middle of knowhere en de meeste uren van de dag te heet om maar iets te doen. Volgens hen passeerden er elke dag maar twee auto’s hun controlepost; het zijn de twee hoogtepunten van de dag. Na de zonsondergang die we vanaf een zandheuvel aanschouwden en nog een paar uur rijden in de nacht kwamen we rond twaalf uur aan op onze overnachtingsstek: een stukje wit zand aan de voet van een heuvel en dichtbij een struikje (waarachter je je behoefte kon doen). Met volle maan en duizenden sterren boven mij probeerde ik de slaap te vatten. Het werd kouder en ik hoorde absoluut niets, behalve het ruizen van de wind. Dat geluid stierf weg toen ook de wind plotseling ging liggen.

Lees verder naar woensdag 13 september.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *